De veredelaar met een raceskelet en de gevolgen op de rijpaardfokkerij
Inleiding
Zolang als er gerichte warmbloedfokkerijen bestaan, bestaat er reeds de discussie of men nu Engels of Arabisch bloed voor de veredeling moet gebruiken. Toen Graf Lindenau in 1732 vastlegde dat voor het Ostpreusische paard (Trakehnen) uitsluitend Orientaalse – en Engelse Volbloeds ingezet konden worden, werd deze filosofie vooral na de tweede wereldoorlog in de meeste warmbloedfokkerijen en de Trakehner fokkerij omgezet inuitsluitend Engelse Volbloeds.
Met als resultaat dat de ooit vooroorlogse en wereldberoemde Trakehner in alle disciplines verworden is tot een prachtig paard zolang het maar stilstaat. Maar als gebruikspaard, behoudens de Arabische lijnen, is gedegradeerd tot een dure grasmaaier die niet veel verder komt dan stoffering van de groene weiden, die ooit eens werden begraast door de oostpruissische wereld -en olympische kampioenen. De gigantisch toevoer van het Engels Volbloed leek in Nederland het rijpaardenschip stuurloos te maken en heeft de kapiteins doen besluiten een nieuwe koers uit te zetten: specialisatie.
Specialisatie is het gevolg van ernstige manco’s in het rijpaardenskelet en zo zullen de nog aanwezige en bruikbare, harmonische en evenwichtige elementen onherroepelijk verder worden getorpedeerd. In zijn publicatie “De noodzaak van de Duitse paardenfokkerij” schrijft Dr. Rau reeds in 1907 o.a.:
‘Toevoer van Arabisch bloed in onze rijpaardenfokkerij, met als doel, de Duitse rijpaarden zoveel mogelijk van de robuustheid, het werkbare temperament, het dragende skelet en de soberheid te geven van het oorspronkelijke woestijnpaard met al zijn goede eigenschappen, als tegengewicht voor wat het Engels Volbloed aan ongewenste eigenschappen in de rijpaardenfokkerij gebracht heeft’.
Ruim vijftig jaar voor de publicatie van Rau signaleerde de klassieke grootmeester Francois Baucher (1796-1873) in zijn boek: “Méthode d ‘Equitation basée sur des nouveaux principes” (1842) min of meer dezelfde manco’s.
‘Thoroughbred and Warmblood types of horses whose anatomy – as opposed to the baroque horses – is less suitable for pronounced bending of the haunches, and therefore find it more difficult.’
Baucher constateerde al in die tijd dat het Engels Volbloed en de daarop gebaseerde warmbloeds, vanwege de stuwende achterhand met grote gewrichtshoeken, geen of een sterk verminderd vermogen tot dragen hadden. In tegenstelling tot de barokke rijpaarden die wel over een dragend vermogen beschikken. Uiteraard waren er in die tijd wel degelijk warmbloeds, die meer het evenwichtige Arabische/Iberisch type vertegenwoordigden en dat vermogen wel hadden.
Hét rijpaard van 1786 in de tijd Baucher. Dit Arabisch/Iberisch paradepaard van de vorsten en magistraten heeft aan de wieg gestaan van de warmbloed(rij)paarden. Een zeer rijtypisch, evenwichtig en harmonisch gebouwd paard. Gefokt en gemodelleerd op basis van de eeuwenoude en onveranderde Arabische en Iberische fenotypische kenmerken. Een rijpaard met de ideale halsaanzet. Door slechts simpel de hals dichter naar de romp te brengen, waardoor er druk op de lendenpartij ontstaat, kan het bekken naar voren gekanteld worden (lendenmenchanisme). Middels het eigen lichaamsgewicht kunnen nu de gewrichtshoeken van het achterbeen onder de massa worden verkleind. Om een verende landing vervolgens het dragen, het heffen en de voorwaartse stuwing mogelijk te maken. Tegelijkertijd wordt de nek afgebogen om, middels met de romp verbonden spier(M.branchiocephalicus), de romp aan de voorzijde tussen de schouderbladen omhoog te brengen en een lichtvoetige en verheven beweging met een ruim zweefmoment mogelijk te maken. Het paard staat nu volmaakt in balans. De bovenlijn is horizontaal en alleen dan kan het paard zich met de ruiter evenwichtig voort bewegen.
En weer honderd jaar verder, na Baucher, hamerde Dr. Bilke op het verlies aan de evenwichtige en harmonische verhoudingen bij een steeds groter wordende invloed van de Engelse Volbloed op de warmbloedfokkerij.
Honderdvijftig jaar na Baucher menen de moderne hippologen dat het Engels Volbloed, dat inmiddels een driehonderdjarige selectie op snelheid ondergaan heeft en daarmee een puur stuwend raceskelet heeft verkregen, het geëigende middel is om spring-en dressuurpaarden te fokken. Terwijl het sportpaard de verlangde prestaties juist van de dragende elementen, die uit een evenwichtige bouw met harmonische verhoudingen voortvloeien, moet hebben.
Hoe is het mogelijk dat men zo blind is geworden en deze cruciale factoren voor een sport(rij)paard niet meer herkend?
Paardenrennen en renpaarden
De eerste paardenrennen die vermeld werden, vormden een onderdeel van de Griekse
Olympiade uit het begin van de zevende eeuw voor Christus. Daarna werden paardenrennen een vast onderdeel van de oorspronkelijke Olympische spelen. Ze waren overal in de Griekse en Romeinse wereld bekend. In West-Europa waren vooral Noord Duitsland en Brittannië de landen waar tijdens de Romeinse bezetting rennen werden gehouden, maar in het grootste deel van het Romeinse rijk waren vooral de meer spectaculaire wagenrennen favoriet.
De vroege christenen waren tegen rennen van iedere soort. Wellicht omdat het rennen destijds werd gezien als een bezigheid van het goddeloze Rome. Bovendien werd er ook nog grof geld meeverdiend zonder dat daar een behoorlijke arbeidsprestatie tegenover stond. Op het eerste Concilie van Arles (353 n. Chr.) werden alle personen, die met enige vorm van rennen te maken hadden, streng berispt, terwijl zij die aan wagenrennen deelnamen, werden blootgesteld aan excommunicatie, tenzij ze van deze goddeloze bezigheid afzagen. Ondanks deze bedreiging schijnen de rennen nog enkele generaties lang te zijn blijven bestaan.
Het eerste relaas van regelmatige rennen is pas weer van 1170, toen Fitzstephen melding maakte van paardenrennen tijdens de paardenmarkten.
Na 1170 vonden in heel Engeland rennen plaats op kermissen en feestdagen.
Naarmate de rennen in Engeland steeds vastere voet kregen en de eer die men er mee kon behalen steeds meer gezocht werd, besteedde men ook meer aandacht aan de paarden. Alhoewel er uit die tijd maar weinig nauwkeurige beschrijvingen van de paarden bestonden.
De eerste Britse vorst, die renpaarden bezat, schijnt Jacobus I geweest te zijn. Hij kreeg de Arabische hengst Markham Arabian in bezit, die oorspronkelijk gekocht was in Constatinopel. Jacobus’ opvolger, Karel I, was een groot beschermheer van wedrennen. Na zijn nederlaag in de burgeroorlog en daaropvolgende terechtstelling werden paardenrennen verboden. Ze stierven bijna uit, hoewel Cromwell (ruimer van opvattingen dan de andere rebellen) enkele van ’s konings fokmerries behield.
Na de restauratie in 1660 stelde Karel II de wedrennen weer in en maakte Newmarket tot het voornaamste centrum. De ‘ronde baan’ werd geschapen in 1666. De Koning bezat en fokte niet alleen renpaarden, maar reed zelf mee en won soms ook nog.
Ook importeerde hij fokmateriaal. Dit was de periode waarin het Engels Volbloed uit de drie Arabische stamvaders in de mannelijke lijn gevormd werd. De vrouwelijk lijn zou gevormd zijn door ongeveer 30-40 merries. Maar uit recent DNA onderzoek van de universiteit in Dublin blijkt dat dit aantal veel kleiner is dan men heeft aangenomen en naar alle waarschijnlijkheid slechts 5 tot 15 merries van Oriëntaalse en Noordafrikaanse origine omvat.
Het eerste studbook van de heren Weatherby verscheen in 1793.
Grey Diomed verslaat Traveller te Newmarket in 1798. De aan het Arabische paard ontleende, fenotypische kenmerken zijn hier nog goed zichtbaar. Over de extreem lange afstanden zaten de jockeys, in die tijd, nog te paard en reageren de Volbloeds nog op de beenhulpen. Met de opkomst van de fotografie dacht men eerst dat de kunstenaars voor die tijd het galopperende renpaard in de “hobbelpaard”-houding niet goed weergaven.
De foto anno 2005 laat zien dat de achterhand veel verder omhoog wordt gestuwd. De voorbenen grijpen naar voren en tegelijkertijd steken de achterbenen naar achteren. De jockey staat inmiddels op de schoft en van een gebalanceerd zweefmoment is hoegenaamd geen sprake meer.
Het Studbook
Alle Engelse Volbloeds, waar ook ter wereld, gaan terug op de drie Arabische stamvaders. De drie hengsten waren: de Beyerly Turk (1690), de Darley Arabian (1705) en de Goldophin Arabian (1730).
De invloed van deze hengsten kan worden aangetoond door de stamboom van ieder willekeurig renpaard na te gaan. Om een voorbeeld te geven in de stamboom van Bahram (winnaar van de 2000 guineas, de Derby en St. Leger) komt Goldophin Arabian 28.232 keer, de Darley Arabian 44.079 keer en de Beyerly Turk 64.023 keer voor. Naast deze hengsten zijn verder uitsluitend Arabische of Oosterse hengsten gebruikt die allen in de mannelijk lijn zijn uitgestorven en alleen nog voorkomen in de vrouwelijke lijnen. Dat zijn Allocks Arabian, Leedes Arabian, Darceys Yellow Turk, Selaby Turk, Darceys White Turk, Old Morocco Barb, Wilkinson Arabian, Brownlow Turk, Bethells Arabian, Williams Woodstock Arabian, Fenwick Barb, Lister Turk, Helmsley Turk, Oxford Dunn Arabian, en Pulleines Chestnut Arabian om de belangrijkste te noemen. De merries gaan zoals het onderzoek van de universiteit van Dublin heeft aangetoond voornamelijk op een handjevol Oosterse en Berbermerries terug.
De laatste Arabische hengst ingeschreven in het GSB was Bustard ox (v. Kars ox) een schimmel afkomstig van de wereldberoemde Arabische stoeterij Crabett Park van Lady Wenthworth. Polymelus, een hengst die vooral veel naam heeft gemaakt bij de steeplechasers, voert het bloed van Bustard. Nagenoeg alle Grand National winners voeren het bloed Polymelus.
Selectie
De selectie op de renbaan heeft zich uitsluitend en alleen gericht op snelheid. Alle andere aanwezige elementen zijn daardoor, behoudens bij enkele steeplechasers, praktisch verdwenen. Als we de afbeeldingen van de ingezette Arabische hengsten en de daaruit voortkomende Engelse Volbloeds bestuderen, zien we een totaal ander paard. Een fantastisch goed renpaard met een daarbij behorend raceskelet.
Catton xx Engelse Volbloedhengst geb. 1809
Zowel bij Catton als bij Sultan (foto onder) zijn qua type de evenwichtige verhoudingen van de Arabische voorouders duidelijk zichtbaar. Dit type paard werd ook gebruikt in de cavalerie en bleek superieur tijdens de slag bij Waterloo in 1815.
Sultan xx Engelse Volbloedhengst geb. 1816
Waarbij aangetekend moet worden dat toen de Engelsen begonnen met de import van Arabische en Oosterse paarden ten behoeve van de rennen deze paarden al geselecteerd werden met een renpaardenoog. Ook de Blunts en hun dochter Lady Wenthworth keken veel meer naar renarabieren dan bijvoorbeeld de Landstallmeisters uit het Habsburgerrijk, die veel meer op de rijtypische eigenschappen selecteerden.
Een vergelijking tussen het skelet van Godophin Arabian met dat van Eclipse vijftig jaar later laat zien dat een eenzijdige selectie op snelheid het skelet heeft doen veranderen. Deze skeletaanpassing voor de gevraagde renprestatie heeft zich in de loop der jaren extreem doorgezet en heeft het Engelse Volbloed verandert in een superieur renpaard over relatief korte afstanden.
Toch heeft de selectie op enkel en alleen speed ook zijn nadelen. Zo is het oorspronkelijk aanwezige lendenmechanisme geheel verdwenen en dat heeft tot gevolg dat het Engelse Volbloed aanmerkelijk meer meters nodig heeft om op snelheid te komen. De dragende galop veranderde in vlakke en een vanuit de achterhand opwaarts stuwende galop. Red Rum won in 1977 voor de derde keer de Grand National. Sindsdien is zijn tijd niet meer verbeterd. Het Engelse Volbloed heeft, na 300 jaar humane selectie, een deel van het erfgoed van zijn voorganger verloren. Het verloor de allereerste beslissende meters van leven of dood. De snelle sprint. De consequentie van een eenzijdige selectie breekt dit paard op.
In de eerste 150 jaar na de Restauratie werden de meeste rennen gelopen in manches over een afstand van twee tot vier mijl (3200 tot 6400m.), waarbij de paarden een betrekkelijk hoog gewicht moesten dragen, tot 76 kilo of meer. Het kon voorkomen, dat de paarden in die tijd acht tot zestien mijl per dag moesten afleggen en daarom werden ze zelden uitgebracht voor ze vier jaar oud waren. Tegen het eind van de achttiende eeuw werden korte rennen voor driejarigen populair. Sommige rennen, waaronder de oorspronkelijke Derby, gingen over één mijl. Het eerste voorbeeld van een tweejarige die deelnam aan een wedren dateert van 1769, maar negentig jaar later was meer dan een derde van alle paarden die in Engeland uitkwamen twee jaar en in 1890 was dat reeds meer dan de helft. De Jockey Club trachtte deze tendens tegen te gaan door het aantal rennen voor tweejarigen te beperken. Maar geld speelt een belangrijke rol en de investeerders willen zo snel mogelijk geld terug zien. Het rennen voor twee-en driejarige paarden werd steeds populairder, de prijzen steeds hoger en verlangde steeds meer vroegrijpe paarden waar hardheid, uithoudingsvermogen, mentale weerstand, een rustige karakter, een aangenaam temperament en lange levensduur absoluut niet meer telt.
Een driehonderd jaar selectie op de renbaan, een hoog ontwikkelde stalcultuur en voedingskunst hebben het Engelse Volbloed van zijn andere Arabische woestijneigenschappen vervreemd en werd het lendenmechanisme compleet weg gefokt De oorspronkelijk dragende galop werd een rengalop. De razend snelle sprint is verdwenen en het zwaartepunt kwam steeds verder achter de massa te liggen. Het Engelse Volbloed stuwt zich voort door met de achterhand de massa opwaarts over het zwaartepunt te duwen. De hoeken van de knie- en spronggewrichten zijn aanmerkelijk groter geworden en de hoek van de elleboog naar de bovenarm is aanmerkelijk verkleind en veel hoger geplaatst. Visueel lijkt het alsof we te maken hebben met een lange bovenarm maar dit is optisch bedrog. De punt van de elleboog zelf is veel hoger komen te liggen. De punt van het boeggewricht is lager geplaatst en doet de schouder langer lijken. Het skelet is in de loop der jaren als het ware naar voren gekanteld. Daardoor is het hele skelet is met de schoft ongeveer 20 cm. naar voren opgeschoven en lijkt langer door de veranderde hoeken van het dijbeen, kniegewricht, schouder en elleboog en een sterk verminderde rompdiepte. De schouder is steil geworden en de schoft staat nu bijna verticaal boven de voorbenen. De halsaanzet is veel lager komen te liggen. De verminderde rompdiepte doet veel deskundigen geloven dat het Engels Volbloed een rechthoekspaard geworden is. Optisch bedrog speelt hier de hoofdrol en werkt uiterst misleidend. Alle Engelse Volbloeds zijn vierkantspaarden! Het zwaartepunt ligt aan de onderkant achter en aan de bovenzijde voor de massa. De effectieve dragende functie van het skelet in alle drie de bewegingen van stap, draf en galop is veranderd in een zodanige structuur dat enkel en alleen snelheid genereert. Het gewicht wordt toenemend op de voorhand gedragen.
Vandaar dat het Engels Volbloed met dit skelet nooit in staat is om tactmatige bewegingen te demonstreren en slechts in een grote parabool kan springen. Terwijl de slijtage aan de voorbenen reeds vroeg wordt ingezet.
Op de bovenstaande foto van 1933 zit /staat de jockey nog niet helemaal voor op het paard. Op deze opname is verder goed te zien dat de achterhand omhoog wordt gestuwd. De gewrichtshoeken van het achterbeen zijn groot en het omhoog gestuwde gewicht wordt over het voorbeen gedrukt. Voor een sportpaardenfokkerij werkt deze stuwende galop zeer nadelig. Een sportpaard is gebaat bij een dragende galop waarbij de achterhand, met verkleine gewrichtshoeken, de massa kan heffen, dragen en in balans kan voort stuwen.
Op de onderstaande foto van zestig jaar later staat/zit de jockey, met steeds korter wordende beugels, praktisch op de schoft. Van effectieve beenhulpen bij de Volbloeds is al honderd jaar geen sprake meer. De halsaanzet wordt lager en de hals korter om het opstuwende gewicht van de achterhand gestroomlijnd te kunnen verwerken en om te zetten in snelheid.
Gedurende de driehonderd jaar zien we dat de jockeys steeds meer naar voren zijn opgeschoven door een veranderde schouder -en schoftligging en nu zelfs min of meer boven op de schoft staan. Hetzelfde fenomeen doet zich voor bij de rijpaarden. Vergelijkende foto’s van dertig/veertig jaar geleden tonen duidelijk aan dat de huidige spring- en dressuurruiters steeds verder voor op het paard gaan zitten. De ruiters uit die tijd zaten veel meer boven het zwaartepunt.
De onvergetelijke Meteor geb. 1943 met zijn begaafde ruiter Fritz Thiedemann. Via zijn vader Diskus voert Meteor het bloed van de Shagya/Araber Amurath. Meteor voert in de eerste acht generaties geen Volbloed. De Volbloeds die dan in de pedigree van Meteor opduiken, zijn min of meer identiek aan het Arabische type van de eerder vermelde Catton xx en Sultan xx. Meteor behaalde 2 x goud tijdens de Olympische Spelen van 1956 en 1960 en 1 keer brons in 1952. In zijn totale loopbaan sprong hij 500 (!) internationale parcoursen en behaalde 150 (!) overwinningen, 84 keer bezette hij de 2e plaats en 58 keer de 3e plaats.
Fritz Thiedemann, de enige ruiter die ooit zowel als spring-en dressuuruiter aan de OS deelnam, zit hier boven het zwaartepunt en volgt in een volmaakte harmonie en balans de opwaartse galopsprong van zijn paard.
De hannoveraan Warwick Rex met Alwin Schockemöhle winnaar van het Olympisch goud in 1976 te Montreal. Ook Warwick Rex voert pas in de 8e generatie het bloed van de hier onder weergegeven Kingdom xx in zijn pedigree. Via de Altpreussische genen (Trakehner) voert hij o.m. het bloed van de Arabische Volbloedhengsten Turcmainatti ox, Teheran ox en Bagdadly ox.
De duitse hippoloog Claus Schridde schrijft in “Adel verplichtet”:
’Vollblutaraber werden in der Pferdezucht unserer Tage fast überhaupt nicht mehr benutzt, was eigentlich sehr schade ist. Wo immer Araberblut auftaucht: es hat sich nie negativ ausgewirkt.’
Alwin Scockemöhle zit boven het zwaartepunt en min of meer midden op het paard. Met het lichaam en de hand volgt de ruiter de balans van het paard boven de hindernis.
Zowel Meteor als Warwick Rex worden beide nog op trens gereden!
Het moderne springpaard, de moderne springruiter en de moderne, onmisbare ijzerwinkel in de mond van het paard. Dank zij de hoge Volbloedinbreng en een daarop georiënteerde selectie springen deze paarden steeds meer met de voorbenen onder de buik. Het risico van fouten en de zelfbeschadiging neemt daardoor enorm toe. Door het z.g.n. terugspringen van deze paraboolspringers vliegt de ruiter eerst naar voren, dan naar achteren en bij de afzet opnieuw naar voren om uiteindelijk praktisch in de nek van het paard te belanden. Daarbij hangt en kijkt de moderne ruiter bij voorkeur links of rechts naast de hals van het paard. Zonder zich daarbij te realiseren dat hij daarmee de reeds marginale balans van het lichaam met de ongelijke voorbenen nog meer verstoort. Een afgeworpen balk wordt in dat geval altijd op het conto van het paard geschreven. ‘Net niet helemaal voorzichtig’ is dan het geijkte commentaar van de ruiter ten overstaan van het ondeskundige en beamend knikkende journaille.
Dressuur als basis van het springen behoort allang tot het verleden en is vervangen door de alles corrigerende slofteugel. Een springruiter zonder slofteugel op het voortrrein behoort inmiddels tot een unicum.
Als een scheermes in de handen van een aap worden zelfs de jonge vier-en vijfjarige springpaarden aan dit breken of buigende werktuig onderworpen. De forcerende slofteugel bij de springpaarden en de walgelijke rollkurmethode van de dressuurruiters is inmiddels bij de prof en de amateur gemeengoed geworden en wordt door het jurycorps zelfs hoog gewaardeeerd. Het ondeskundige journaille doet daar nog schepje bovenop. De veroverde successen worden beschreven als het summum van een ongekende voortuitgang. Een voortuitgang die wordt gerealiseerd over de rug van een weerloos en steeds meer protesterend paard dat door een tweebenige kabouter ongenadig wordt beroofd van zijn natuurlijke balans.
De foktechnische invloed op de warmbloedfokkerij
Bloed is altijd noodzakelijk in een warmbloedfokkerij. De vraag blijft altijd welk bloed en hoeveel. Het Engels Volbloed van tweehonderd jaar geleden valt niet meer te vergelijken met de huidige Volbloed. De veel gehoorde stelling van vroeger gebruikte men ook Volbloeds om de warmbloeds te verbeteren gaat, door het aangepaste renskelet, allang niet meer op.
Kingdom xx geb. 1879. In vergelijking met de bovenstaande hengsten is goed te zien, hoe sterk het type verandert als men enkel op snelheid selecteert en daarbij de afstanden steeds verder verlaagd. De Engelse Volbloeds en de kruisingen met de toenmalige warmbloeds waren in 1815 nog superieure cavaleriepaarden. Amper vijftig later, tijdens de Krimoorlog, was de situatie al compleet anders. Captain Nolan schreef in 1854:
‘Onze cavaleriepaarden zijn zwak ……… het bloed dat zij nodig hebben is niet dat van een week race paard (een dier dat sterke overeenkomsten vertoont met de greyhound en alleen gefokt is op snelheid) maar het bloed van een Arabisch – of Perzisch paard, dat hen een compact type, stalen benen en uithoudingsvermogen geeft.’
Honderd jaar geleden was het Engels Volbloed als racepaard al zodanig geperfectioneerd dat de specifieke reneigenschappen eerder nadelig dan verbeterend werkten.
De geniale Oberlandstallmeister Dr. Rau onderkende dit probleem al in 1909 en schrijft in “Die Deutsche Pferdezuchten”:
‘Men verkrijgt geen rijpaard-prestatievaardigheden door toevoer van Engels Volbloed (raceskelet). Allereerst is een uniform type vereist. De bouwstenen bestaan uit combinatie van lengte- breedte- en hoogtedimensies en de vormen van het skelet. Bij een uniform type, een uniform skelet, uniforme verhoudingen, gelijke voortstuwing – een samenspel van gelijke elementen benodigd voor de verlangde prestaties. Alleen als deze uniforme elementen aanwezig zijn, dan is de hele fokkerij gelijkmatig in de prestatie. Des te meer typen in een fokkerij des te groter worden de nadelen’.
Helaas zijn de wijze en vakkundige inzichten van Dr. Rau in veel Duitse fokgebieden en Nederland amper bekend of werden ze genegeerd. Zo schrijft hij in zijn eerder genoemd werk:
‘Als men bedenkt dat in het grote fokgebied van Hannover onder de 340 staatshengsten zich reeds 12 Volbloedhengsten bevinden. In het aanmerkelijk kleinere Holsteinse fokgebied van nog geen 100 hengsten zijn de beide ‘Araber’ van het Verband en drie tot vier Engelse Volbloeddekhengsten van een paardenhandelaar, dan moet men begrijpen, welk gevaar daarin bestaat om voor zo een klein fokgebied als dat Holstein nog meer Volbloed te verlangen.’
Dr. Bilke schrijft in Pferdepassion:
‘Het is bekend en onomstreden wat het Engelse Volbloed van voor 1800 de warmbloedfokkerij gegeven heeft. Een selectie op vroegrijpheid en snelheid werken negatief voor de warmbloedfokkerij en zal zijn tol eisen. De geschiedenis bewijst, dat een teveel aan Engels Volbloed de ooit eens beroemde Mecklenburger warmbloedfokkerij volledig ten gronde richtte. Het oude Sennengestüt en die van Zweibrücken en Neustadt gingen volledig verloren toen de Engelse Volbloedhengsten in aantal almaar toenamen met als gevolg dat het toenmalige Hauptgestüt Neustadt tijdelijk gesloten werd. Een rentraining en een selectie op snelheid zal mettertijd ook het Arabisch Volbloed veranderen. Het zal tot verlies van zijn unieke eigenschappen leiden en zijn ongekende ‘ausdauer’ in alle omstandigheden doen verminderen. Het klassieke Arabische type mag men niet aan het renwezen en de rensport met eigen voorkeuren en uitwassen opofferen. Grote afstanden over een slecht en variërend terrein met natuurlijke hindernissen onder moeilijke omstandigheden zijn de geëigende selectiecriteria van het Arabisch Volbloed.’
Sinds de Trakehner na de oorlog voornamelijk in handen kwam van particulieren en massa’s Engelse Volbloed heeft versleten, komen de Trakehner fokkers er na vijftig jaar achter dat de marginale prestatielijnen die men nog over heeft alleen afkomstig zijn van de Arabische lijnen (Trakehner Hefte 1/2003). Wat is er werkelijk overgebleven van de vooroorlogse trotse Oostpruissische militarypaarden die triomfen vierden in alle disciplines op de Olympiades? Percepties en paradigma’s zijn de meest onzekere indicatoren en kunnen gevaarlijke elementen vormen in een fokkerij.
Ondanks de waarschuwingen van Dr. Rau, Dr .Schilke en Dr. Bilke werden de na oorlog de Engelse Volbloeds massaal ingezet in de Westeuropese warmbloedfokkerij.
Stan de Man xx geb. 1982. Het type ondergaat steeds meer veranderingen. De rompdiepte neemt af. De schoft is weliswaar hoog maar voor een sportpaard veel te kort en de schouder wordt steeds steiler. De hoeken van de achterhand worden groter en het achterbeen staat steeds meer achter de massa. Het pijpbeen wordt langer en steeds fijner. De bewegingen zijn stuwend. Vanwege het toenemende gewicht op de voorhand komt dit onevenwichtige gebouwde paard niet meer tot dragen. Het zweefmoment, met name in de draf, is tot een minimum gereduceerd of helemaal niet meer aanwezig.
De Holsteiners danken hun eertijds beroemde drafbewegingen en springcapaciteiten aan het goede skelet van het oorspronkelijke ‘Marschpferd’. Met de inzet van de Shagya Amurath 1891 (v. Amurath 1881 ox) door de Holsteiner Verbandsvoorzitter Herr Ahsbash werden deze skeletfuncties opnieuw verankerd. De bekende Holsteiner springkampioen Nordland, die tijdens de Olympiade in Berlijn bij de landenwedstrijd de gouden medaille won, voert via Teil het bloed van Amurath. Dit geldt ook voor de Hannoveraanse springacrobaat Alchimist die, in hetzelfde landenteam en winnaar van de gouden medaille, via zijn vader Amalfi en diens vader Amandus direct terug gaat op Amurath.
Een nog grotere toevoer aan Engels Volbloed zal deze eigenschappen doen afnemen en qua karakter steeds moeilijker paarden produceren. In de Duitse fokgebieden en met name in Holstein wordt door de fokleiding nog steeds het Engels Volboed als de veredelaar gepromoot, terwijl de fokkers er langzamerhand achter zijn dat die producten praktisch niet meer te slijten zijn. Ook in Nederland denkt men dat bij een afnemende kwaliteit en falende prestaties, het Engels Volbloed het ultieme medicijn is om het niveau weer op te krikken. De geschiedenis heeft echter geleerd dat dan de afwijkingen toenemen en de prestaties afnemen. Van de ruim honderd ingezette Engelse Volbloeds, sinds de jaren zeventig, is alleen een hoog percentage xx-bloed in de pedigrees overgebleven en is het aantal moeilijk te rijden en slecht presterende paarden, met gigantisch veel lichamelijke afwijkingen, aanmerkelijk toegenomen.
King Milford xx. Het Engelse Volboed is in driehonderd jaar tijd veranderd in een modern en vroegrijp racepaard. De halsaanzet is laag en de hals is korter geworden. Een geprononceerde nek en de natuurlijk gewelfde hals zijn verdwenen. De schouder is uitgesproken steil, de schoft kort en de voorbenen zijn uiterst teer met lange kwetsbare pijbenen. De rompdiepte is aanmerkelijk afgenomen. De ronde ribben hebben plaats gemaakt voor gestroomlijnde platte ribben. De schoft staat praktisch verticaal boven de voorbenen. De achterhand met grote gewrichtshoeken staat achter de massa. Daardoor onstaat een sterk hellende croupe en kunnen de lendenwervels, middels een licht geheven staart en een naar voren gekanteld bekken (lendenmechanisme), niet meer gesloten worden. Een evenwichtig dragen en voortbewegen van de lichaamsmassa, waarbij het gewicht gelijk over de dragende benen wordt verdeeld, is daarom uitgesloten. In de sportpaardenfokkerij kan dit type geen bijdrage meer leveren en veroorzaakt naast de fysieke ook steeds meer mentale nadelen. Het gros van deze paarden is op zesjarige leeftijd reeds volledig versleten.
Blijkens het onderzoek van de Waiboerhoeve wordt het gemiddelde Nederlandse paard nog maar acht jaren oud. Nog voor dat het volledig volgroeid is, is het al door een te vroegtijdig gebruik en de toenemende afwijkingen bezweken. Omdat ook het Nederlandse paard, qua skelet, niet aan de verlangde eisen kan voldoen. Een teken aan de wand als men bedenkt dat een paard immers met acht jaar pas volgroeid is! Hele horden dierenartsen, fysiotherapeuten, bottenkrakers en masseurs houden zich dagelijks bezig om de niet functionerende skeletten na een uurtje rijden weer op te lappen. De symptomen worden al dan niet wetenschappelijk onderdrukt en zo blijven de werkelijke oorzaken onder het scala van ‘deskundige’ oplossingen en ingrepen voortwoekeren en voor fokker en gebruiker verborgen.
De moderne Volbloed onder het zadel. Dit onevenwichtige produkt van een eenzijdige renbaanselectie op snelheid wordt hier als een rijpaard voorgesteld! Deze Volbloed draagt het gewicht volledig op de voorhand. Het voorbeen wordt wordt in gestrekte stand op de grond gezet. Daarbij worden de pezen en de gewrichten onevenredig zwaar belast. Het dragende achterbeen staat ver achter de massa en het dragende voorbeen staat schuin onder massa. De bovenlijn is verre van horizontaal. De omhoog stuwende achterhand is zelfs hoger dan de schoft. Het linkerachterbeen wordt buiten en bij lange na niet onder het midden van de massa geplaatst. De rug met de daarmee hermetisch verbonden romp wordt, bij het ontbreken van een goed functionerend lendenmechanisme, neerwaarts op de voorhand gedrukt. Het voor een sportpaard noodzakelijke evenwicht is bij dit renpaard volledig zoek.
Desondanks blijven de moderne hippologen de behaalde successen toeschrijven aan de Volbloedinbreng en schromen ze niet om bij de uitblijven van de hooggespannen specialisatieverwachtingen een nog grotere inbreng van de Volbloed te promoten.
De onwetende gebruikers plukken steeds meer de wrange en in onderhoud dure vruchten van dit kortzichtige, van meetindicatoren gespeende en op misplaatste voorkeuren gebaseerde fokbeleid.
Een doelloos in de lucht zwaaiend (wetenschappelijk achterhaald) lang voorbeen wordt door deze hippologen gezien als de ultieme beweging van het zich zonder zweefmoment voortbewegend modern dressuurpaard. Waarbij volledig wordt voorbij gegaan aan de door de FEI voorgeschreven tactmatig beweging ende daaruit vootvloeinde balans.
Dr. Rau
Normaliter wordt kennis overgedragen via scholen, universiteiten etc. en wordt de verkregen kennis vervolgens in de praktijk gebracht. Merkwaardig genoeg wordt de verkregen kennis omtrent rijpaarden uit verleden amper bestudeerd. De jarenlange fokkerservaringen werden praktisch genegeerd. Dr. Rau had niet alleen visie en een zeer rijke ervaring, maar heeft zijn levenlang de fokkerij van rijpaarden grondig bestudeerd. Die kennis werd voortdurend in de praktijk gebracht, getoetst en getest.
Dr. Rau kwam tot de conclusie dat de rijpaardfokkerij, om kwaliteit en prestatie te waarborgen, uiteindelijk, vanwege de evenwichtige verhoudingen en het dragende skelet, niet zonder Arabisch bloed kan.
Oberlandstallmeister Dr. h.c.Gustav Rau † 1954 heeft aan de wieg gestaan van de wereld – en Olympische successen van de Duitse rijpaarden. Met hem verloor Duitsland één van de allergrootste kenners op het gebied van de sportpaarden.
Dat het lendenmechanisme een cruciale rol vervulde, was nog toen nog een onbekend fenomeen. Maar wat hij wel zag dat de kwaliteit van de rijpaarden in prestatie, levensduur en omgang er aanmerkelijk op vooruit ging. Met de inzet van Arabische hengsten in het verleden hebben, dank zij hem, de Duitse dressuur- en springpaarden nog een leidende positie op mondiaal niveau.
Dressuur- en springpaarden hebben dezelfde evenwichtige functies in het skelet nodig. Dr, Rau wist wel degelijk waarover hij het had en de Duitsers hebben alle wereld- en Olympische kampioenen enkel en alleen aan hem en de andere vooroorlogse, deskundige Landstallmeisters te danken. Het niet goed functionerende, natuurlijke skeletmechaniek van een sportpaard is naar alle waarschijnlijkheid de veroorzaker van de moderne lichamelijke gebreken zoals ocd, pees – rugproblemen, afwijkingen in de sprong- en kniegewrichten, matige voeten en daarmee gepaardgaande hoefproblemen, overbelaste spieren en last but not least ernstige mentale problemen. Een niet goed functionerend skelet is niet in staat om de verlangde, fysieke sportprestaties te leveren. Specialisatie is het gevolg van een ondoordacht en falend fokbeleid. Dat wist Dr. Rau honderd jaar geleden al. Specialisatie veroorzaakt, zoals de renpaardenfokkerij heeft laten zien, altijd negatieve effecten. Het doet afbeuk aan het welzijn en gezondheid van het paard omdat het fysiek niet kan leveren, wat wij als mensen van een spring- en dressuurpaard verlangen.
Dr. Rau krijgt na bijna honderd jaar gelijk als hij al in 1909 concludeert:
‘Wanneer de Volbloed zich eenmaal in het vrouwelijke fokmateriaal genesteld heeft, zijn talrijke uitvallers onvermijdelijk’.
Karel de Lange
© 2006 Karel de Lange All rights reserved